‘Verpleegkundigen moeten het voortouw gaan nemen bij veranderingen in de zorg’

‘Verpleegkundigen moeten het voortouw gaan nemen bij veranderingen in de zorg’

Er gaapt een kloof tussen beleidsbepalers en de verpleegkundigen en verzorgenden op de werkvloer, zegt Bianca Buurman. Daar wordt de zorg niet beter van.

Volkskrant: Michiel van der Geest14 januari 2021

Afgelopen kerstvakantie sprong Bianca Buurman, oud-verpleegkundige, een paar dagen vrijwillig bij als ondersteuner in een verpleeghuis in Haarlem. Ze zag nog maar eens hoe onmogelijk het is mensen met dementie te instrueren om anderhalve meter afstand te houden, hoe de ziekte erin hakt bij de toch al een kwetsbare groep en hoe de theorie over de praktijk soms botst met de praktijk van het alledaagse.

Buurman is hoogleraar ouderenzorg aan het Amsterdam UMC, was afgelopen jaar chief nursing officer bij het ministerie van Volksgezondheid en schoof meermaals aan bij het OMT om te adviseren over de verspreiding van het coronavirus in de verpleeghuizen. Donderdagmiddag werd ze verkozen tot de nieuwe voorzitter van de beroepsvereniging van verpleegkundigen en verzorgenden, de V&VN. Haar belangrijkste missie: de praktijkkennis van de zorgmedewerkers moet van grotere invloed zijn op het beleid dat over de zorg wordt uitgestort. Dat leidt tot betere beslissingen.

Zelf kwam Buurman in die paar dagen op de werkvloer ook weer tot nieuwe inzichten. ‘Waar ik me minder van bewust was, is dat mensen uiteindelijk vaak overlijden omdat ze stoppen met eten en drinken. De bewoners zijn zo ontzettend kwetsbaar, nog veel kwetsbaarder dan ik aanvankelijk dacht. Ook als ze het virus overleven, gaan ze er nog een heel stuk op achteruit.’

Welke besluiten hadden beter gemoeten tijdens de coronacrisis?
‘Neem de asymptomatische besmettingen in verpleeghuizen, mensen die het virus doorgaven zonder dat duidelijk was dat zij het onder de leden hadden. Daar kregen wij al in april verhalen van binnen uit het hele land. Dan moeten praktijk en wetenschap heel erg hand in hand gaan. De wetenschap kan verder met onderzoek, en het beleid dat daaruit voortkomt moet snel in de praktijk landen.

‘Uiteindelijk leidde ons onderzoek er pas begin september toe dat verpleeghuismedewerkers preventief mondkapjes moesten gaan dragen. Maar het RIVM heeft de richtlijnen daarover pas heel laat aangepast. Dat duurde veel te lang.’

Volgens RIVM-wetenschapper en voorzitter van het Outbreak Management Team Jaap van Dissel lag het hoge aantal besmettingen ook aan het opleidingsniveau van de medewerkers van de verpleeghuizen, zo zei hij laatst in een interview bij de NOS.
‘Dat vond ik een vrij respectloze opmerking, die bovendien niet klopt. Verzorgenden hebben vanaf maart continu klaargestaan, in lastige omstandigheden. Ze hadden te weinig beschermende middelen en moesten onder hoge werkdruk zonder duidelijk beleid hun werk doen, in de angst de mensen voor wie ze zorgden te besmetten. Zo’n uitspraak ondermijnt hun positie en doet hun geen recht.

‘Juist bij besmettingen van verpleeghuisbewoners hebben de medewerkers een enorme meerwaarde. 60 procent van de bewoners die positief testen hebben geen duidelijke klachten. Subtiele gedragsveranderingen kunnen duiden op covid, en de medewerkers hebben een belangrijke rol in het herkennen ervan. Daar heeft opleidingsniveau niets mee van doen. Het is daarom goed dat hij op onze uitnodiging is ingegaan om op werkbezoek te komen in het verpleeghuis. Zo’n opmerking laat weer de kloof zien tussen de praktijk en zij die het beleid bepalen.’

Op welke manier hebben zorgmedewerkers daar last van?
‘Het duidelijkst is misschien een voorbeeld uit de wijkverpleging. Als ouderen thuis zo achteruit gaan dat zij een indicatie krijgen voor een verpleeghuis, hebben zij – door allerlei ingewikkelde stelselconstructies – gedurende de tijd dat zij wachten op een plek in het verpleeghuis opeens recht op mínder zorg. De zogeheten zorgval.

‘Dit is zo’n situatie waar verpleegkundigen al jaren tegenaan lopen, maar waarin er niet naar ze wordt geluisterd. Dat is natuurlijk mateloos frustrerend. Je ziet de impact die het heeft op de patiënt, en toch kun je geen optimale zorg leveren.’

Als verpleegkundigen daar al zolang last van hebben, waarom komen ze dan niet in opstand?
‘Ja, dat zou je denken. Dat niet kunnen meebeslissen speelt al een jaar of dertig. De bescheidenheid van de beroepsgroep speelt een rol, het niet per se een plaats aan tafel opeisen. In gevestigde instituties als een ziekenhuis is het nog een heel normale structuur dat de medisch-specialistische staf en de raad van bestuur samen de beslissingen nemen. Maar ik ben ervan overtuigd dat we aan de vooravond van de emancipatie van de beroepsgroep staan.’

Op het ministerie was u ‘chief nursing officer’, maar zelfs daar lukte het u blijkbaar niet om dit te veranderen.
‘Ik moest daar behoorlijk alleen opereren. Het zou goed zijn als er op het ministerie meer professionals met vakinhoudelijke kennis zouden werken. Er werken goede mensen en natuurlijk heb je bestuurskundige kennis nodig, maar de koppeling met verpleegkundigen, artsen en fysiotherapeuten zou het beleid beter maken.’

Hoe gaat u dat aanpakken als nieuwe voorzitter van de beroepsvereniging?
‘De afgelopen tien jaar lag in de zorg de nadruk op efficiency. Daar is ontzettend veel tijd en energie in gaan zitten, niet in de mensen die de zorg moeten leveren. Daardoor zijn er nu te weinig ic-bedden, en daardoor investeerden we te weinig in het goed opleiden van de juiste mensen. We hebben geen vet op de botten.

‘Waar het heen moet met de zorg bepaalden de zorgverzekeraars en niet de mensen die de zorg leveren. Geen enkele zorgmedewerker wil méér zorg leveren dan nodig is, zij willen primair doen wat goed is voor de patiënt. En goed doen betekent dat iemand daadwerkelijk beter wordt. Hoe dat moet, kan een zorgmedewerker het best zelf inschatten als je die de ruimte geeft, de tijd om een gesprek met patiënten aan te gaan. Zo kom je tot doelmatige zorg.

‘Voor de verpleegkundigen en verzorgenden is het superbelangrijk dat wij zelf gaan laten zien welke richting we op willen, hoe wíj denken over de toekomst van de ouderenzorg, of hoe wíj vinden dat de acute zorg toegankelijk blijft. We moeten af van het calimerocomplex, en het vanzelfsprekend maken dat wij ook tafel zitten. Die verandering krijg je alleen voor elkaar met alle verpleegkundigen en verzorgenden samen.’

Bron: Volkskrant

Voor een gratis adviesgesprek bel: 06-51 799 426

Lopen jullie of de organisatie vast in een proces van verandering?

Willen jullie goed voorbereid zijn op een volgende fase? Vraag het gratis adviesgesprek aan. Plan direct het gratis adviesgesprek in mijn agenda,

Reageer

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *